Na drie sterke platen zou Wiegedood geen onbekende meer mogen zijn, zelfs voor eenieder die het reilen en zeilen in het Belgische metallandschap maar met een half oor volgt. We spraken reeds met het trio naar aanleiding van het eerste deel van hun “De doden hebben het goed” trilogie uit 2015 en in 2018 trokken we opnieuw aan de mouw van zanger/gitarist Levy Seynaeve, maar door hun toenmalige strakke en lange tourschema belandden we uiteindelijk op een dood spoor. Met hun vierde langspeler “There’s always blood at the end of the road” (de tweede voor het grote Century Media) in het vizier, werd het hoogtijd nog eens poolshoogte te nemen van wat er allemaal gaande is in het Wiegedood-kamp. Na twee lange dagen vol interviews kregen we Levy, die nog verrassend veel energie bezat, begin december aan de lijn. (JOKKE)

(c) Geert Braekers

Dag Levy. Hoe gaat het met jou nu we wederom in een fase zitten waarin het culturele leven grotendeels platgelegd wordt?
Goed, maar ‘t is wel weer bang afwachten of de tour die voor midden januari gepland staat nog zal kunnen doorgaan.

Wiegedood is altijd een hard tourende band geweest. Viel het thuiszitten tijdens Corona hierdoor zwaar of kwam deze gedwongen rustpauze als een godsgeschenk?
We vielen zo wat van het ene extreem in het andere want de drie jaar voor Corona hebben we heel intensief getourd. Ik speelde toen ook nog bij Oathbreaker en Amenra waardoor ik soms driehonderd shows op een jaar speelde en plots kwam ik dan thuis te zitten zonder enig perspectief op live spelen en soms zelfs repeteren. Op zich was dat, voor mij persoonlijk dan, niet zo slecht, want dat thuiszitten gaf me de mogelijkheid om eens te reflecteren over wat ik aan het doen was in het leven en of dat me dat gelukkig maakte. Zo van die grote vragen om eens bij stil te staan maar waar je anders geen tijd voor hebt. Het tourleven is zo’n gigantische wervelwind en op de duur ben je bijna geen mens meer, zonder dat je het zelf door hebt. 

En wat was de uitkomst van die reflectie? Ik kan me inbeelden dat het nomadenbestaan van een hard tourende band ongetwijfeld een grote invloed heeft op het uitbouwen van relaties en een privéleven. Zijn muziek spelen in een band en touren onlosmakelijk met elkaar verbonden of zou je op een bepaald punt in je leven vrede kunnen nemen met het spelen in een band zonder het touraspect?
Goh, dat touraspect is wel effectief heel belangrijk, zeker nu onze nieuwe plaat eraan komt. We schrijven eigenlijk platen om er nadien live mee te kunnen uitpakken. Het feit dat de op til zijnde concertreeks nu misschien in het gedrang komt, is dus wel een hele zure appel. Anderzijds zou ik wel niet meer terug willen naar de periode vóór corona, want dat was wel te veel van het goede, zo bijna nooit meer thuis zijn doordat ik bij verschillende bands speelde. Nu mijn focus bij Wiegedood ligt, maakt het het wel gemakkelijker om tours in te plannen. 

‘The life on the road’ is niet altijd even gemakkelijk. Verveling, het lange wachten, gebrek aan persoonlijke ruimte, vermoeidheid en ziekte, alcohol en andere verleidingen liggen steeds op de loer. Zijn er bepaalde “regels” die jullie voor jullie zelf hebben opgesteld om het tourleven door te komen?
Goh, regeltjes zijn er niet echt, neen. Wel ben ik degene die het het rapst op zijn zenuwen krijgt van bepaalde zaken of iemand, zeker als je maanden lang op elkaars lip leeft, de rest is daar wat chiller in. Maar 98% van de tijd is het touren voor mij ook plezier hoor. ‘t Is niet echt een opgave om met Wiegedood op tour te gaan, in tegendeel: zo wat onnozel gaan doen met de vrienden en dan ‘s avonds een showke spelen, haha

Hebben jullie trucjes om ervoor te zorgen dat zowel de eerste, de vijftiende als de dertigste show raak is zonder in het stramien van automatische piloot te vervallen?
Ik moet eigenlijk zeggen dat die automatische piloot wel plezant is, zeker bij Wiegedood. Nieuwe nummers goed onder de knie krijgen is toch telkens weer een echte uitdaging, zeker door Wim die alsmaar sneller drumt, dus ook live. Onze muziek vergemakkelijkt er ook niet op, we dagen onszelf bij elke plaat opnieuw uit, en ik moet zang met gitaarpartijen combineren. De eerste shows zijn dan altijd wel wat stresserend, weet je. Zodra het automatisme er wat begint in te komen, kan ik eigenlijk pas beginnen genieten van het spelen van een live show omdat ik dan in the zone begin te geraken.

Komt er op zo’n punt dan ook ruimte voor inspiratie?
Echt improviseren is niet aan de orde bij ons. Minimale dingen zoals eens een paar extra noten in een gitaarlead steken, kan wel al eens voorkomen maar voor de rest is onze muziek heel hard uitgelijnd en zit alles compact op elkaar. Zeker in de ritmesectie moet het zo strak mogelijk blijven, want als Wim zou beginnen improviseren zijn Gilles en ik compleet lost haha.    

Hou hou je het screamen tijdens zo’n lange concertreeks vol?
Dat valt eigenlijk heel goed mee, ik heb het zelfs lastiger als we slechts hier en daar een show spelen. Dat is eigenlijk lastiger dan dertig shows na mekaar spelen, want dan heb ik soms wel dat mijn nek zeer doet en mijn stem wat kraakt. Het lijkt wel alsof mijn lichaam in een bepaalde modus schiet wanneer we op tour vertrekken en het weet wat we gaan doen.

(c) Geert Braekers

Is de titel van de nieuwe plaat op één of andere manier gelinkt aan het tourleven van de band? Of verwijst ‘the road’ eerder naar het leven en de dood die op het einde volgt?
De titel verwijst inderdaad eerder naar het leven, maar kijk, ik vind het wel een toffe nuance dat er een knipoog in verscholen zit naar ons tourleven. Met de titel beschrijven we het leven dat vol obstakels ligt en met de dood eigenlijk nooit goed gaat eindigen. Er is altijd een zeis op ‘t einde.   

There will always be blood at the end of the road” is het eerste album dat verschijnt na de “De doden hebben het goed” trilogie. Is de nieuwe plaat opnieuw onderdeel van een langere reeks of is het een op zich staand album?
Het laatste. De trilogie was een groot project om vier jaar toegewijd aan te zijn en we moesten deel twee en drie dan telkens in dezelfde vorm gieten, zowel grafisch als met de tracklist van vier lange nummers. Nu zijn we vrij om te doen wat we willen en nu we daarvan geproefd hebben willen we dat zo houden. We willen voortaan aan elke plaat met een propere lei beginnen waarbij we al onze goestingskes en ideeën in één grote pot kunnen smijten.  

Was de nieuwe plaat dan gemakkelijker of anders om te schrijven?
Vooral ‘anders’, het schrijven gaat eigenlijk altijd wel vrij vlot, we zitten nooit met een writer’s block. Vroeger moesten we ons als het ware soms in bochten wringen om nog een episch einde aan een nummer te breien terwijl we nu ook songs van drie minuten konden hebben.

We hebben wel meer onze tijd genomen om de nieuwe plaat te schrijven. De vorige albums werden er in twee à drie weken doorgejaagd omdat ik met een groot aantal afgewerkte stukken en riffs op repetitie aankwam. Het was enkel dan nog wat de structuur op punt stellen of Gilles die een gaatje opvulde met een riff. Terwijl ik nu soms, zoals voor het openingsnummer, met enkel een basisriff aankwam die we dan wel samen volledig in stukken hebben getrokken en wat mathematischer gemaakt hebben. Als ik die riff zelf verder zou hebben uitgewerkt zou ik er gewoon nog twee of drie riffs hebben achter geplakt waardoor de muziek te veel zou gelijken op het materiaal van “De doden hebben het goed”. Nu is er nog meer dan ooit sprake van een echt groepsgebeuren tijdens het schrijven.         

Wel cool dat jullie muziek nog echt in het repetitiehok ontstaat.
Inderdaad, hoewel er natuurlijk wel voorbereidend werk aan te pas komt. Ik vind het verschrikkelijk om zo wat naar mekaar te zitten kijken als er geen basisriff is. Als ik ter plaatse een riff uitvind, kan ik mezelf er moeilijk van overtuigen dat hij goed is, dat kan dan niet dat ik op twee minuten tijd iets deftigs gemaakt heb. 

Muzikaal gezien valt op dat de nieuwe nummers zoals “Nuages” heel wat meer dissonante, chaotische en agressieve elementen bevatten terwijl de trilogie meer om atmosfeer draaide. Was dat een bewuste keuze om deze keer meer te experimenteren en van de geijkte paden af te wijken?
Ja, de nieuwe plaat moest muzikaal en grafisch gezien los staan van de trilogie, aangezien dit een nieuw hoofdstuk is.

Op de trilogie waren de teksten in het Engels geschreven hoewel de songs grotendeels Nederlandse titels hadden, nu gaan jullie resoluut voor het Engels. Wat was hier de reden voor?
Goh, daar was eigenlijk geen specifieke reden voor. Nederlandse woorden of titels klonken in bepaalde gevallen gewoon krachtiger om naar voor te brengen wat ik naar voor wou brengen. Nu hebben we ook enkele Franse titels bijvoorbeeld. Hier wordt op voorhand niet echt over nagedacht en gebeurt eigenlijk meer op het moment zelf.  

Waarom zijn de teksten niet beschikbaar in jullie fysieke releases?
Op de nieuwe plaat zullen de teksten deels op de geëtste D-kant te vinden zijn en ze zullen ook online komen denk ik. De reden dat ik dat met de trilogie nog niet gedaan heb, was dat ik nog niet zelfzeker genoeg was. Ik zal mezelf nooit als een schrijver of poëet aanzien, verre van zelfs. Ik was gewoon plots diegene die moest zingen haha. Teksten zijn niet echt iets waarmee ik wil uitpakken of wat ik aan de grote klok wil hangen. Ik laat ze dan liever gewoon weg en laat de luisteraar de titels zelf maar invullen. Het is soms ook tof om niet alles te weten en zelf ergens een betekenis aan te kunnen geven of antwoorden te zoeken.    

Is teksten schrijven dan zoiets als een noodzakelijk kwaad?
Een beetje wel ja, ik kan er ondertussen wel al meer plezier aan beleven en ben er ook actiever mee bezig in het dagelijks leven waarbij ik soms al eens iets noteer als er me plots iets te binnen schiet. Vroeger was het meer iets van mij te moeten neerzetten om dat dan te moeten doen. Het gaat allemaal al iets vlotter nu, maar ik zal niet snel een boek schrijven alleszins haha.

De teksten van Wiegedood zijn altijd sterk gericht geweest op persoonlijke emoties. Is dat ook zo op het nieuwe album? Een songtitel als “Noblesse oblige richesse oblige” verraadt misschien een soort van maatschappijkritiek, niet?
Ik zal nooit een politieke visie in de teksten van Wiegedood steken omdat ik dat niet wil en met de band geen standpunten wil innemen. Sommige teksten zijn eerder observaties of zaken waarbij ik me luidop iets afvraag, maar meestal gaat het over iets dat emotioneel gezien door mij heen gaat. Ik heb eigenlijk nooit de neiging mijn mening te uiten dus ik kaart dan ook geen zotte maatschappelijke vraagstukken aan of zal geen politieke statements maken. We zijn geen anarchoband.    

De songtitel van de albumopener “FN Scar 16” verwijst naar een modulair automatisch geweer van de Belgische wapenproducent FN. Is dit nummer dan geen aanklacht tegen de wapenindustrie of eerder een verwijzing naar videogames waarin veelal gebruik gemaakt wordt van dit wapen?
‘t Is eigenlijk vooral een referentie naar een moment waarbij we tijdens een tour op een shooting range in Florida met zo’n wapen hebben geschoten. Dat was een heel plezante dag en vermits het nummer als een machinegeweer klinkt, kozen we voor die titel. Maar wel plezant dat die titels en teksten een kladderwerk zijn waarbij mensen hun eigen interpretatie eraan kunnen geven. Geen probleem voor mij, hehe.

And in old Salamano’s room, the dog whimpered softly” verwijst naar het boek “De vreemdeling” van Albert Camus. Is het de eerste keer dat je inspiratie haalt uit een literair werk?
Klopt, sommige stukjes verwijzen letterlijk naar het boek. Ik ben zelf geen super grote lezer, maar er zijn wel enkele schrijvers die ik tof vind en Camus is er één van. Aangezien ik zelf geen schrijfwonder ben, moet ik soms ergens anders wel al eens de mosterd gaan halen. Boeken vormen wel een bron van inspiratie om teksten te schrijven.       

Waar komt de sample in dit nummer vandaan?
Dat is een field recording van een bedelaar in de metro van Parijs, wat een heel triestig en heftig zicht was.

(c) Geert Braekers

Eén van de meest opvallende nummers op de nieuwe plaat is het repetitieve en hypnotiserende “Now will always be”. Waar haalden jullie de inspiratie voor de zang die haast op een soort van keelzang lijkt? Ook in het afsluitende “Carousel” en een ouder nummer als “Prowl” hanteer je een gelijkaardige zangstijl.
Ik heb dat eigenlijk altijd al gekund, onze drummer Wim kan dat ook. ‘t Is alsof dat natuurlijk komt bij ons ofzo. Ik heb daar dan ook altijd al iets mee willen doen. Op het nummer “De doden hebben het goed II” stond dat trouwens ook al, maar dat werd toen hard weg gemixt omdat ik er nog te onzeker over was. Dat is ook iets dat gestaag gegroeid is en wat wel wat tijd vroeg vooraleer ik me er comfortabel bij voelde.   

Wat is trouwens het beeld dat we in de video van “Now will always be” te zien krijgen?
‘t Is eigenlijk eerder een visualizer in plaats van een videoclip. Wat je ziet is een close-up shot van het kunstwerk dat op de cover van de nieuwe plaat staat en ontworpen is door Maxime Brigou, de vriendin van onze gitarist Gilles die beeldend kunstenares is. Ze maakte ons bandlogo in allerlei synthetische materialen en kunststoffen, van borstelharen tot plaaster. Wat je ziet is waarschijnlijk een close-up van gesmolten kaarsvet of zoiets, maar het ziet er eerder uit als varkensingewanden, hehe.

Het is een kunstwerk van een meter of zes hoog dat ligt op een bed van steenkool. Mijn grootouders zijn een jaar of drie geleden overleden en zij leefden in een heel oud huis waar ze nog met steenkool stookten. We zochten nog een achtergrond om het kunstwerk op te leggen en zo zijn we bij de steenkool van mijn grootouders terecht gekomen.    

Wel cool dat er steeds ook een persoonlijk verhaal achter de coverfoto’s zit zoals het geval was met de geboortestreken van jullie drie voor de fotografie van de trilogie. Opnieuw prijkt jullie bandembleem dus op de albumcover. Zegt dit symbool zo veel meer dan wat een getekende of geschilderde hoes kan vertellen in jullie geval?
We starten eigenlijk nooit met het idee om iets fotografisch te doen of iets met ons logo, maar om één of andere reden eindigen we er wel altijd mee. Uiteindelijk is het embleem wel een soort embodiment van ons drie als persoon en vinden we het wel leuk om er telkens kleine details in te verwerken die naar ons persoonlijk leven verwijzen of naar iets dat we belangrijk vinden. Kleine zaken waar anderen niets om geven, maar die wel belangrijk zijn voor onszelf.

Daar deze plaat los staat van de trilogie, kozen we er deze keer voor om het logo niet in de natuur te plaatsen maar uit synthetische stoffen op te trekken.

In het begeleidend schrijven van de nieuwe plaat geef je aan dat “There will always be blood at the end of the road” als een soundtrack voelt van een film die nog niet gemaakt is. Hoe zou die film er visueel uitzien denk je en waar zou die zoal over kunnen gaan?
Goh ja, ne zieke film hé, haha. Een film die de donkerste hoeken van het menselijk brein op zoekt en in beeld brengt. Zoals iets van Gaspar Noé of zo. Of “Salò”, een gestoorde oude Italiaanse film over acht mannen en vrouwen die seksuele fucked-up dingen moeten doen voor het amusement van de fascisten. 

Jullie hebben alle drie niet echt een achtergrond in black metal, eerder in hardcore. Ik ken wel meer mensen die jaren terug niet echt van black metal moesten weten en er toch om één of andere reden plots door gebeten worden. Hoe is dat bij jou zo gekomen?
Dit gebeurde heel gestaag eigenlijk, we komen inderdaad allemaal eerder uit een hardcore-achtergond uit onze tienerjaren. Maar geleidelijk aan ga je op zoek naar andere vertakkingen van heavy muziek. De eerste keer dat ik Cannibal Corpse hoorde bijvoorbeeld toen ik nog in mijn hardcoreperiode zat, had ik zoiets van “What the fuck is dit? Dit is toch niet aanhoorbaar haha!” En nu ben ik heel grote fan van die band. Toen was het waarschijnlijk nog te vroeg voor die muziek.  

Binnen black metal heb je wel enkele meer toegankelijke bands zoals Wolves In The Throne Room en consorten die er bij mij wel ingingen omdat ze emotioneel gezien meer aansloten bij hardcore. En zo was ik dan vertrokken om de klassiekers te checken en begon ik een specifieke smaak in het genre te ontwikkelen.

Hoe je het ook draait of keert, het feit dat jullie aan The Church of Ra gelinkt zijn, zorgt ervoor dat veel van die fans via Wiegedood in contact komen met black metal. Mag ik zeggen dat Wiegedood voor velen een soort van instapband in het genre is, of voel je je daardoor tekort gedaan?
Neen, totaal niet. Ik hoop heel hard dat mensen door ons black metal leren kennen. Vooral met de debuutplaat die redelijk toegankelijk was en veel atmosferische trekjes had, denk ik wel dat dat het geval was. Ik hoop wel dat veel van onze fans meegroeien met ons. ‘t Is nu allemaal wat moeilijker en meer oncomfortabel, er zit ook zes jaar tussen de nieuweling en ons debuut.

Ik moet zeggen dat ik de eerste keer dat ik de eerste single “Nuages” hoorde, niet helemaal mee was, maar na herhaaldelijke luisterbeurten van de ganse plaat, vallen alle puzzelstukjes wel op hun plaats.
We kozen inderdaad een beetje bewust voor het meest atypische nummer om een choque and awe-effect te creëren en heel wat mensen op hun ongemak te stellen. Maar ik zie “There’s always blood at the end of the road” meer dan ooit als één geheel, ik zou ze zelfs niet op shuffle willen zetten. Als ik ernaar wil luisteren, is het steeds naar de ganse plaat omdat ze in mijn hoofd een coherent geheel is. Eén keer per maand doe ik dat, en ik ben er zelf nog steeds super siked over.