Drie vierde van Bekëth Nexëhmu’s zwanenzang zit er met “De dunklas sorgeakt (Ett nordiskt afvsked…)” op, maar niet getreurd want het ziet ernaar uit dat je met die vier albums gemakkelijk tien jaar verder kunt. Het ruim twee uur durende “De fornas likgaldrar (Forna nordiska besvärjelser omfamnat i tre kapitel)” verscheen eind 2021 en bevatte naast één nieuw nummer heel wat heropnames van de tonnen aan demomateriaal dat Swartadauþuz in de loop der jaren uitpoepte. Om zij die beweren dat de Zweed steeds weer dezelfde plaat schrijft lik op stuk te geven, verkende hij op het in april verschenen “De evigas gravrit” meer depressieve, zwartgallige en mistroostige oorden.

Nu is er dus “De dunklas sorgeakt (Ett nordiskt afvsked…)“, wederom een klepper van formaat die als dubbel-CD en triple-vinyl fysiek te verkrijgen zal zijn daar ook deze afscheidsplaat uit meer dan 100 minuten muziek bestaat. Een hele boterham dus om de tanden in te zetten, wetende dat de twee voorgaande releases nog maar half verteerd zijn. Echter is er ook nu weer heel wat herbewerkt materiaal op de tracklist terug te vinden zoals drie kwart van de “De svarta riterna” demo, toevallig één van mijn favoriete Bekëth Nexëhmü-releases. De andere composities, geschreven en deels opgenomen (gitaar en bas) in de periode 2013-14 en verder afgewerkt in 2020-21 (drums, zang) lijken me volledig nieuw te zijn (hoewel ik fout kan zijn daar het gemakkelijk verdwalen is in Bekëth Nexëhmü’s back catalogue die bestaat uit albumtitels en -covers die héél hard op mekaar gelijken).

Aftrappen doen we met “Jörmungandr II“, het vervolg op het eerste deel dat op de “De svarta riterna” demo te vinden was, maar daar waar de aanloop van dit nummer uit mystieke ambient opgetrokken was, krijgen we in dit vervolg vanaf de eerste seconde die gekende Bekëth Nexëhmü-sound voorgeschoteld die bestaat uit grimmige, snedige en doorgaans drukke gitaarriffs met een uit de duizenden herkenbare snerpende toon, ijzig priemende screams en up-tempo drumspel en aanvoelt alsof we in het midden van een sneeuwstorm aanbeland zijn. We ontwaren soms zo waar baslijnen die extra diepte verschaffen aan de riff blizzard. Tevens moet je er eens op letten hoeveel nummers er niet met een drumfill in gang schieten. Wie de gastdrummer dit keer is, moet ik trouwens schuldig blijven, maar zal hopelijk wel onthuld worden eens ik de fysieke release in handen heb.

Hels frusna nejder” is het eerste nummer van de vermelde demo dat hier opnieuw passeert met een iets voller geluid, maar wel voor de helft ingekort; de tweede, meer ingetogen en uit ambient opgetrokken helft blijft ditmaal achterwege. Ook het eerder op gematigd tempo gespeelde en heel bezwerende “Fenrisulvens käftar” en het van vervormde en echoënde vocalen voorziene “Nidhöggs härkomst” moeten hun oorspronkelijke ambientminuten inleveren. Misschien is de drijfveer voor het inkorten van de songs dat de demo geïmproviseerd was en dat Swartadauþuz nu enkel de in zijn ogen beste stukken reanimeerde en niet meer zo tevreden was over de ambientpassages? Wie zal het zeggen? De onvermoeibare Zweed in elk geval niet want die lijkt onbereikbaar te zijn om eens aan de tand te voelen.

De reguliere composities vragen veel van de luisteraar, niet alleen vanwege hun soms lange speelduur, maar ook vanwege het nogal drukke karakter (ook al creëert die niet aflatende blackmetalmaalstroom gek genoeg ook meermaals een relaxerend effect). Dat lijkt Swartadauþuz maar al te goed te beseffen waardoor hij op tijd en stond (korte) nummers inlaste zoals “Järnskogens kall“, “Den brusande kitteln” en het afsluitende “I Nifelheims vind” die uit ambientachtige gitaarlijnen bestaan waarbij drums achterwege blijven. Het is echter vooral een compositie als het volledig met cleane gitaren ingespeelde “Braenterlude” dat de rust doet nederdalen en je mee op sleeptocht neemt doorheen de Scandinavische bossen en hun mystieke atmosfeer. De zwartgeblakerde razernij van het meer dan elf minuten durende “Ragnaröks tid” valt na een tweetal minuten dan weer stil om het vervolgens met pakkend en rustgevend akoestisch gitaargetokkel over een compleet andere boeg te gooien en er daarbij bovendien in te slagen negen minuten lang te blijven boeien.

Van het “nieuwe” materiaal ben ik verder vooral ondersteboven van “Furstens välde” dat doorspekt is met hallucinerende gitaarriedeltjes en het bijna twaalf minuten durende erg majestatische “Dunklets svarta ödeskonst” dat gaandeweg meer en meer hypnotisch van aard wordt en heel veel input van de basgitaar krijgt, het was ooit anders. “Jotunheims djup” klinkt dan weer haast opbeurend met diens subtiele toetsenpartijen en postrockachtige gitaarcrescendo’s.

Mentaal zorgde de “De dunklas sorgeakt (Ett nordiskt afvsked…)” de afgelopen weken voor de nodige welgekomen afkoeling tijdens de zwoele avonden aan het Gardameer waar ik mijn vakantie doorbracht. De plaat in één keer uitzitten is een heuse uitputtingsslag, maar je kan de tracklist gerust ook als twee aparte albums van telkens zeven composities en 52 minuten noordelijke verfrissing beschouwen. Dan is het nu nog wachten op de release van “De fördolda klangorna II” die in december zou moeten uitkomen en de échte zwanenzang van Bekëth Nexëhmü zou moeten inluiden.

JOKKE: 89/100

Bekëth Nexëhmü – De dunklas sorgeakt (Ett nordiskt afvsked​.​.​.​) (Amor Fati Productions 2022)
1. Jörmungandr II
2. Inom nagelfars väggar
3. Hels frusna nejder
4. Järnskogens kall
5. Fenrisulvens käftar
6. I Surtrs eldar
7. Braenterlude
8. Nidhöggs härkomst
9. Furstens välde
10. Ragnaröks tid
11. Den brusande kitteln
12. Dunklets svarta ödeskonst
13. Jotunheims djup
14. I Nifelheims vind