Met Snare of all salvation landde het debuutalbum van Häxanu op een verdienstelijke zesde plaats in mijn jaarlijst van 2020, en drie jaar later zou ik die eigenlijk van plaats willen wisselen met mijn nummer vier, “Im wald” van het geroemde Paysage d’Hiver. Niet dat die laatste er onterecht prijkt, maar Häxanu heeft doorheen de laatste drie jaar veel meer tijd op de draaitafel doorgebracht en is ook een pak meer blijven hangen. Het meest catchy en haast speelse album dat duizendpoot Alex Poole (ik vertik het zijn waslijst aan bands te blijven opnoemen) tot dan toe schreef blijkt nog steeds een enorme replay value te hebben, en om met de van spikes voorziene deur in huis te vallen: dat blijkt bij nakomeling “Totenpass” niet anders te zijn.

Ik moet bekennen dat toen ik “Totenpass” voor het eerst luisterde er niet veel van bleef hangen – al kan dat ook aan een (voor de verandering) rumoerige treinwagon gelegen hebben. Feit is dat het toch enkele luisterbeurten duurde tegen dat de plaat echt bleef hangen: ik miste wat van de speelsheid van het debuut, want Häxanu is een pak matuurder (durf ik zeggen: doordachter?) geworden. Maar verdomme, sinds ik voldoende tijd met de plaat spendeerde krijg ik dit buffet van vlijmscherpe riffs en overrompelende drums nog met moeite uit mijn kop gebannen en wanneer ik even niet weet wat op te leggen, passeert “Totenpass” gegarandeerd de mentale shortlist want hoe je het draait of keert: de flow die Poole en hese schreeuwlelijk L.C. in hun muziek steken is verslavend.

De hele plaat vloeit moeiteloos als een geheel samen, al was de akoestische en Grieks getitelde intro “Θάρσει” misschien overbodig en valt die wat uit de toon, wat bij gelijkaardig rustpunt “οὐδεὶς ἀθάνατος” minder het geval is. Naar mijn bescheiden mening mocht de plaat dus gerust met het compacte “Death euphoria”, waarin reeds meer oorwurmpassages te vinden te zijn dan in de gemiddelde dertien-in-een-dozijnplaat, ingezet worden. Niettemin is het met het overduidelijk op Zweedse leest geschoeide “Thriambus-Thenoidia” – een kraker van liefst veertien minuten – dat Häxanu alles uit de kast trekt en een heerlijk beklijvende song neerpent en ook de toetsen even op de voorgrond laat treden. Naast Pooles neiging om meer riffs te schrijven dan Nergal bullshitposts op Instagram maakt zijn het vooral de drums van huurling Laszlo Juhos (die ook de laatste Greve bijeenmepte) die opvallen. Zo zitten er in “Sparagmos” enkele onverwachtse en haast dartele tempowisselingen en Juhos weet voldoende variatie in zijn veelal snelle spel te steken om regelmatig te verrassen, en sommige passages van “Ephòdion” konden dan weer makkelijk van “The somberlain” zijn weggelopen.

“Totenpass” lijkt dus in eerste instantie wat aan spontaniteit ingeboet te hebben tegenover de eersteling, maar de no-nonsense klassieke black metal die de heren spelen mag dan wel in een warmbloedig modern jasje verpakt zitten wat sound betreft, de nijdigheid van de nummers liegt er niet om. Häxanu is vinnig en bijtend, maar ligt desalniettemin makkelijk in het gehoor en de variatie in de middellange nummers slaagt er zonder al te veel moeite in de aandacht vast te houden. “Totenpass” hoeft zodoende niet bepaald de duimen te leggen tegenover “Snare of all salvation”, behalve op vlak van artwork. Bij de vorige plaat klopte dat plaatje gewoon beter.

CAS: 87/100

Häxanu – “Totenpass” (Amor Fati Productions 2023)
1. Θάρσει
2. Death euphoria
3. Thriambus-threnoidia
4. Sparagmos
5. Ephòdion
6. οὐδεὶς ἀθάνατος