“Swartadauþuz strikes again“, schreef ik nauwelijks een maand geleden. De spreekwoordelijke inkt is nog niet droog of ik zit opnieuw naar werk van de man te luisteren, dit keer in een min of meer nieuwe incarnatie. In 2016 bracht de man immers een EP uit, “Av gudablud röd“, onder de noemer Trolldom. Dit ging aan mij en, heb ik de indruk, aan de meeste mensen voorbij. Zes jaar later is het tijd om het project af te stoffen en niet middels een nieuwe EP, een plaat of desnoods een collectie demo’s, nee, de black-metal duizendpoot-der-duizendpoten brengt direct twee debuutplaten uit. Honderd minuten muziek maar liefst. Voor iedere band een titanenwerk, laat staan voor iemand die de laatste jaren meer muziek uitbracht dan ik sigaretten rookte.
Het is perfect mogelijk dat deze twee platen geen verdere betekenis dragen dan de ongebreidelde creativiteit van Swartadauþuz; als luisteraar ben je toch geneigd te gaan vergelijken en aan te nemen dat de maker hier een bedoeling mee heeft. Daarom leek het me het meest passend om beide platen in één recensie te vangen. Of daar althans een poging toe te wagen.
Qua verschillen wordt je op het eerste zicht op je wenken bediend. “I nattens sken” begint met “Under vinternatten dystra fullmane”, een song zo verschroeiend dat het crucifix van de buurvrouw spontaan omdraait. Trolldom trekt direct alle registers open en kegelt je omver met majestatische keyboards, een barrage messcherpe riffs en een drumcomputersalvo om u tegen te zeggen. De ondertussen vrij bekende vocalen zijn uiteraard ook van de partij. Tijd om naar adem te happen is je niet gegund: “Ondskans svarta broderskap” knalt zowaar nog ietsje nijdiger uit de boxen, hoewel deze song wel rustpunten kent. Heel algemeen valt “I nattens sken” te beschrijven als een plaat die op agressie leunt; ondersteund door enige melodie, maar een groot deel van de tijd wordt er wel degelijk vooruitgeramd aan tempo’s die aan de laatste Funeral Mist doen denken. Qua algemene feeling zou ik Setherial ten tijde van “Nord” aanstippen en, gedurende de meer triomfantelijke stukken, Emperor zelfs.
“Av gudars ätt” begint heel anders, met een eerlijk gezegd wat slepende keyboardintro waar een naar mijn aanvoelen heel vreemde break in zit. Wanneer de gitaren en drums dan wel invallen wordt het direct duidelijk dat de versnelling hier een paar tandjes lager staat, een paar uitbarstingen niet te na gesproken, zoals het middenstuk van “Avtryck i tiden, vävens sista stycke” en “En eldbeklädd begravningsritual…” . Er is zelfs één song die uit niks dan keyboards, Swartadauþuz’ gegrom en een paar drumbeats bestaat. En hoewel “I nattens sken” ook zijn majestueuze momenten kent is op de zusterplaat die intentie veel uitgesprokener. Ik moest, zeker op het einde van “En eldbeklädd begravningsritual…” vaak aan een band als Ahnenwerk of Kermania denken.
Ik zou durven zeggen dat Swartadauþuz met beide platen teruggrijpt naar midden de jaren ’90, misschien zelfs als ode; qua estethiek en sound windt hij er alleszins geen doekjes om. Trolldom mag dan heus wel een eigen smoel hebben, waarover later meer, voor iemand die, zoals ik, is opgegroeid in die tijd zijn deze platen een cadeau. En je moet het maar durven, in een genre dat zo verzadigd is van middelmatige bands hondsbrutaal zeggen: ‘zo moet het dus’.
Want, al klinkt het nogal dramatisch, in feite is dat wat Swartadauþuz hier doet. Zijn metier is groot genoeg om niet teleur te stellen. De riffs zijn ijzig, de songs zitten goed in elkaar en ik zat vaak te glimlachen bij alweer een steigerende gitaar of een heel headbangbare passage. In zoverre zou ik iedereen die graag al eens bovenvermelde bands hoort deze beide platen aanraden.
Ik wil daarbij wel de aantekening maken dat Trolldom voor mij een gigantische trip down memory lane was; stel dat u nog geen 40 bent, tja, dan zal dat voor u anders uitpakken. En ik wil ook niet beweren dat Trolldom zonet twee klassiekers schreef, want er zijn ook wel wat dingen op aan te merken.
Ik had het er al eerder over, maar beide platen zijn opgenomen met behulp van een drumcomputer, wat ertoe leidt dat “I nattens sken” in dat opzicht bij momenten wordt overheerst door de onvermoeibaar beukende drums, soms zelfs in die mate dat de songs worden voortgezweept door de drums en het minder een song wordt dan een zich ademloos naar de eindmeet haasten. Op “Av gudars âtt” is dat minder een probleem, al botst ook daar de drumsound met de muziek – luistert u nu zelf eens naar “Ur nattsvart dimma, mot mossens mörka vatten”, die snelheid en militaire precisie passen niet bij de song ook al is het zowat de stevigste van de plaat.
Gedurende honderd minuten muziek lijkt het me ook onvermijdelijk dat niet iedere noot van eenzelfde hoog niveau is: hier en daar dreigt Trolldom de aandacht kwijt te spelen door iets te lang bij hetzelfde idee te blijven stilstaan. En hoe begrijpelijk ook, als je dat afzet tegen projecten als Greve, dat toch heel dicht aanleunt bij de klank van “Av gudars ätt“, valt deze laatste toch iets sterker uit, met minder kleine vergissinkjes of keyboardeffecten die net iets te lang doorgaan.
Deze dubbelslag heeft als project mijn grootste respect en ik ben er zeker van dat “Av gudars ätt” nog zijn rondjes zal draaien (al is dat persoonlijke voorkeur) bij mij thuis. Als aanvulling op een ellenlange en meestal gesmaakte discografie vormen ze een waardige aanvulling. Maar zijn allerbeste werk is het niet, daarvoor zijn er net iets teveel schoonheidsfoutjes te horen. En je maakt mij niet wijs dat iemand als Swartadauþuz geen drummers kent.
Trolldom – I nattens sken (Genom hemligheternas dunkel) (Iron Bonehead Productions/Ancient Records 2022)
1. Under vinternattens dystra fullmane
2. Ondskans svarta braderskap
3. Nattens furste
4. Inom nattens eviga rit
5. Nattmörkrets svarta skugga
6. Vid hans tron mörkret vilar
7. Dräparen av livets veke
8. Till ruinens svarta rike
BERT: 82/100
Av gudars ätt (Iron Bonehead Productions/Ancient Records 2022)
1. Av nagelbyggt, fran döda män
2. Avtryck i tiden, vävens sista stycke
3. Tomma ögonhalor spa tidens ände
4. En eldbekladd begravningsritual…
5. Ur nattsvart dimma, mot mossens mörka vatten
BERT 86/100
Hoe kan iemand zoveel ideeën hebben en dan ook nog eens met redelijk tot goede kwaliteit.
Ik heb beide op albums op vinyl aangeschaft en op beide staat K. Paradis vermeld as sessie drummer. Ik hoor ook geen drum computer. wel meen ik af en toe over dubs te horen in de drums. Al met al steengoede platen van hooog niveau.
Die info had Bert niet op moment van schrijven. Ik zag het ook toen ik de vinyls aan kreeg. Bij mijn weten is het meestal wel een drummer van vlees en bloed. Jokke