Er is op dit portaal al heel wat inkt gevloeid over het enigmatische Trhä en als meneer Thét Älëf, Nönvéhhklëth detna hacëntera Trha, Jôdhrhä dës Khatës, Dlhâvênklëth fëhlätharan ôdlhënamsaran Ebnan (Damián Antón Ojeda voor de vrienden) op dit tempo blijft doorwerken, voorzie ik niet dat dat in de toekomst gaat minderen. Op de 2022 jaarrekening van Trhä preken reeds drie full-lengths (“Tálcunnana dëhajma tun dejl bënatsë abcul’han dlhenic ëlh inagat, jahadlhë adrhasha indauzglën nu dlhevusao ibajngra nava líeshtamhan ëf novejhan conetc danëctc qin, ëf tu dlhicadëtrhënna bë ablhundrhaba judjenan slhëtangrasë shidandlhamësë inqom“, “Mã héshiva õn dahh khata trhândlha vand ëfd datnen aghen ecíës drhãtdlhan savd” en “Vat gëlénva​!​!​!“) en met “Endlhëdëhaj qáshmëna ëlh vim innivte” komt de teller nu op vier te staan. Thét Älëf heeft mijn recensie van de voorgaande plaat duidelijk niet gelezen want hierin schreef ik nog niet zo gek lang geleden: “Ik hoop niet dat er dit jaar nog werk van Trhä wordt uitgebracht, want met deze laatste drie langspelers kunnen we nog dik tien jaar verder. Maar toch ook stiekem wel benieuwd welke muzikale hersenkronkels we in de toekomst nog kunnen verwachten van dit muzikale genie.” Tja, eigenzinnige en koppige muzikanten…

Op het nochtans relatief eenvoudig getitelde “Vat gëlénva​!​!​!” liet Trhä zich van zijn meest absurde, krankzinnige en schizofrene kant horen; in dat opzicht is deze nieuwe langspeler een digestief die de voorganger gemakkelijker helpt te verteren. Trhä focust zich deze keer immers vier composities en 44 minuten lang voornamelijk op het kenmerkende dromerige aspect van zijn sound. Of dat nu middels langgerekte kosmisch getinte ambientpassages of stoffige lofi blackmetal met typerende feeërieke toetsen is, speelt geen rol: beide muzikale stijlen blenden perfect tot één geheel, dat echter ook een beetje vlak verloopt en waarbij ik telkens weer vaststel dat het me emotioneel gezien net wat minder doet dan zijn voorgaand werk. Dat Trhä-muziek vrij spontaan ontstaat en waarschijnlijk ook zo vastgelegd wordt, moge niet langer verbazen, maar op “Endlhëdëhaj qáshmëna ëlh vim innivte” lijkt het soms alsof de muzikant zo maar wat aan het uitproberen was en de opnameknop per ongeluk ingedrukt bleek te zijn. Zo fronsen we bijvoorbeeld in het maar liefst meer dan vijftien minuten durende “Endlhëdeënaj” telkens weer de wenkbrauwen wanneer rond de 5:30 mark een nogal kinderlijke versnelling ingezet wordt die in een krakkemikkige uitbarsting uitmondt met vreemd klinkende vervormde vocalen. Nadien volgen nog enkele catchy keyboardriedeltjes maar het einde van dit monumentale nummer lijkt nogal stoemelings te zijn vastgelegd en een échte climax blijft uit. Trhä zou echter Trhä niet zijn moest er toch niet nog ergens een verrassing te horen zijn en, jawel hoor, deze is voorbehouden voor afsluiter “Taj tu dëhajdsëja bë” waarin we plots een frivool poppy deuntje begeleid door een Britpop-achtig ritme voorgeschoteld krijgen dat samen met de naar postrock neigende finale voor een luchtige noot zorgt.

Niet enkel de muziek maar ook de songtitels vertonen parallellen met de tweede langspeler “Endlhëtonëg“, maar “Endlhëdëhaj qáshmëna ëlh vim innivte” klinkt spijtig genoeg wel als diens zwakkere broertje. We blijven ondanks enkele mooie melodieën immers wat op onze honger zitten qua kippenvelmomenten hoewel “Endlhënven” wel in de buurt komt. Misschien moet Thét Älëf deze keer onze goede raad wel maar eens ter harte nemen en zijn releasetempo wat temperen, want deze vierde worp van het jaar is toch wel een beetje een tegenvaller. Nu heeft Trhä natuurlijk zó’n unieke sound dat door zijn maalstroom aan releases het nieuwe er ondertussen wel wat af is, ook al werden er op sommige platen al eens wat zijwegen ingeslagen. In 2023 zou ik graag slechts één langspeler van Trhä zien, maar dan wel één die mijn emotionele balans volledig verstoort.

JOKKE: 73/100

Trhä – Endlhëdëhaj qáshmëna ëlh vim innivte (Eigen beheer 2022)
1. Endlhëqhani
2. Endlhënven
3. Endlhëdeënaj
4. Taj tu dëhajdsëja bë