De Franse albumtitel verraadt enigszins dat we hier niet met de Australische blackmetalband Eos van doen hebben, maar dat het debuut van een gelijknamige speler in de zwarte kunsten voor ons op de platenspeler ligt. Dit Eos is afkomstig uit Canada en de band wordt vormgegeven door zanger/drummer Le Menteur, bassist Précipice en gitarist Glauque (o.a. Délétère). De bandnaam en het feit dat vier van de zes nummer op een epische twaalf tot vijftien minuten speeltijd afklokken, doet vermoeden dat we dit Eos in de atmosferische blackmetalhoek dienen te situeren. Dat klopt grotendeels maar er is zo veel meer gaande dan een eb- en vloeddynamiek met introspectieve stukken en overweldigende blackmetalcascades.
Zo is er de treurig klinkende spanningsopbouw van albumopener “Nier le corps, nier les jours” die me ergens wat aan het openingsnummer van Deathspell Omega’s “Kénôse” doet denken maar dan gemengd met de sfeerzetting op een plaat als “White tomb” van Altar Of Plagues eens het zwart geweld losbarst. Het gitaarspel is bij momenten licht disharmonisch te noemen en er is een grote rol voor de basgitaar weggelegd. Wanneer het kwartier er bijna opzit, wordt opnieuw aansluiting gezocht met de gitaarmelodieën uit het begin van het nummer.
In “Sommeil” wordt meer op dissonante riffs ingezet en het tempo ligt nagenoeg voortdurend hoog totdat we een kort onheilspellend klinkend intermezzo voorgeschoteld krijgen, waarna de band de draad van disharmonisch zwartmetaal terug oppikt. Persoonlijk vind ik Eos op zijn sterkst klinken in een song als “Ruines” waar er mid-tempo gemusiceerd wordt maar waarbij de tegendraadse ritmes en de beklijvende blackmetalzang me steeds weer aan het Finse Oranssi Pazuzu doen denken. “L’éther” laat een mooie stijloefening horen tussen beklijvende atmosferische blackmetalgrootspraak waarbij accenten van een Drudkh of Laster in het gitaarwerk doorschemeren, een mid-tempo break met uitdagende drumritmes en een ingetogen, contemplatieve passage waarna de band terug meer met dissonanten begint te experimenteren wat tot een zinderende apotheose met pakkende gitaarsolo leidt. “L’écho des corps” is een overbodig kort instrumentaaltje dat het afsluitende stomende titelnummer inluidt, waarin het trio nog eens alles uit de kast haalt en we een knappe psychedelische gitaarsolo van Blanc Feu (o.a. Cantique Lépreux) noteren.
Ondanks de lange songs en uitgerekte instrumentale stukken weet “Les corps s’entrechoquent” eigenlijk nergens te vervelen. Daarvoor beheerst het trio het schrijven van dynamische songs te goed. En het feit dat elk nummer een eigen karakter heeft dat ergens op de assen “atmosferisch” en “dissonant” geijkt wordt, draagt daar natuurlijk ook tot toe bij. Dit debuut is dan ook een aanrader en een plaat waar ik al heel wat uurtjes plezier aan beleefd heb. Die voorafgaande demo en split met Malebranche precies toch ook maar eens opsnorren. Zet je zintuigen volledig open, absorbeer het geheel en geef je over aan de flow van “Les corps s’entrechoquent“.
JOKKE: 83/100
Eos – Les corps s’entrechoquent (Mystískaos/Dissociative Visions/Iron Bonehead Productions 2021)
1. Nier le corps, nier les jours
2. Sommeil
3. Ruines
4. L’éther
5. L’écho des corps
6. Les corps s’entrechoquent